Akkerandoorn

“Een gemillimeterde landingsbaan in een akkertje”

Akkerandoorn – Stachys arvensis (Field Woundwort)

Akkerandoorn is een soort van de lipbloemenfamilie (Lamiaceae). Een duidelijk minder bekende soort dan de algemeen voorkomende familieleden zoals Paarse dovenetel Lamiastrum purpureum, Witte dovenetel Lamiastrum album, Hondsdraf Glechoma hederacea of Wolfspoot Lycopus europaeus.

Dit kleine kruidje is een pionier. Dat wil zeggen dat hij op de tijdslijn van natuurontwikkeling ergens aan het begin leeft. Pionieren zijn de planten die op een open plek de natuurontwikkeling in gang zetten. Vandaar dat dit kruidje vooral te zien is op zonnige en open standplaatsen. Dit zoekt hij het liefst ergens in een geriefelijk akkertje. Op dikke rivierklei of zeeklei zal je deze soort zelden aantreffen, zandige of leemgrond is meer zijn ding. En deze grond moet niet te zuur zijn, niet te nat, niet te droog, niet te zuur.. eigenlijk is dit een soort die een mainstream behoefte heeft. Als dit een mens zou zijn, zou hij waarschijnlijk naar het concert van Coldplay zijn geweest… De Akkerandoorn is op zichzelf wél een zeldzame soort in Nederland. Hij komt verder in elk continent wel érgens voor, zelfs op een paar eilanden in de oceaan, maar is nergens toch algemeen.

Akkerandoorn vindt u, in tegenstelling tot Coldplay-fans, zelden in grote aantallen bijeen. Hij leeft maar één jaar… Dit is dus wel een teer plantje. Hij is niet zo groot, staat vaak alleen, leeft kort en heeft maar weinig concurrentiekracht.  Het is ook een laatbloeier. Laat in het seizoen, zo ongeveer vanaf juli tot aan de herfst, bloeit dit plantje.  Soms bloeit hij zelfs tot het moment dat de eerste vorst valt. Maar echte coldplay is voor hem niet weggelegd, dit overleeft hij niet.

De akkertjes die dit plantje prefereert zijn op zichzelf nog zeldzamer dan de soort zelf. Dit komt door het veranderde beheer op akkers. Chemische onkruidbestrijding en bemesting met kunstmest zijn voor Akkerandoorn funest. De akkers die Akkerandoorn prefereert zijn akkers die gewoon met de mest uit de stal (of eventueel van de boer zelf) worden bemest en akkers die gewoon door de boerenzoon worden geschoffeld om het onkruid terug te dringen. Vroeger werden de dieren op een boerderij ook voornamelijk gehouden om mest te produceren voor op de akkers. Voornamelijk de graanakkers. Tegenwoordig eten we veel meer vlees, maar vroeger draaide alles om het graan. De organische mest op de akker zorgde voor een behoorlijk ander bodemprofiel dan de akkers tegenwoordig hebben.

Naast Akkerandoorn zijn er meer soorten die al eeuwenlang vrolijk tussen de mest in de boerenakkertjes leefden maar zeer sterk afgenomen zijn door de intensivering van de landbouw en de gevolgen hiervan.  Esdoornganzevoet Chenopodium hybridum is een voorbeeld, en sommige soorten waar het woord akker voor de naam staat, zoals Akkerboterbloem Ranunculus arvensis, behoort tot dit type cultuurvolgers. De Latijnse naam arvensis wordt vaak vertaald met akker of met veld. Ondanks en dankzij de verdwijning van de oude kleinschalige cultuur hebben sommige van dit type cultuurvolgers een plekje verovert in tuintjes waar handmatig wordt gewerkt. De enorme achteruitgang wordt hierdoor helaas niet gecompenseerd.

Wat opvalt aan het uiterlijk van Akkerandoorn is dat de bovenste bladeren op de stengel zitten en langwerpig zijn, terwijl de onderste bladeren een steeltje hebben en meer rondachtig zijn. Als u goed kijkt ziet u ook dat de kleur van de gehele plant iets geelgroenig is en dat de plant flink behaard is.

De bloeiwijze is misleidend in vorm. De bloemen lijken in kransen te staan maar dat is niet zo. Bij een krans komen drie of meer bladeren of bloemen uit één knoop. Een knoop is de aanhechtingsplaats van een blad, een bloem of van meerdere bladeren/bloemen aan de stengel en vaak is de stengel hier verdikt. Maar dit is niet het geval bij Akkerandoorn. De bloemen komen uit verschillende aanknopingspunten vanuit de stengel.

Niet alle bloemen bloeien per plant tegelijk, wat op de foto ook te zien is.

Akkerandoorn heeft aan de top van de plant in zijn schijnkrans meestal 3 bloemen. Bij de schijnkransen lager aan de grond heeft hij vaak maar 1 of 2 bloemen. De werkelijke groeiwijze, die de schijnkrans vormt, is bij de Akkerandoorn zeer klein en daarom voor de meeste mensen slecht zichtbaar. De schijnkransen beginnen in oksels van tegenoverstaande bladeren.  De soorten eerder hier genoemd uit de lipbloemigen zoals Witte dovenetel,  Hondsdraf en Wolfspoot hebben ook een dergelijke schijnkrans, Salie Salvia bijvoorbeeld ook. Dus heel uniek is een dergelijke schijnkrans niet onder lipbloemigen.

Naast deze schijnkrans, die eigenlijk niet eens opvalt, valt de grote kelk beter op (Bloemen zitten meestal aangehecht aan een groen bekervormig, rond of stervormig deel, genaamd de kelk). De gekleurde bloemetjes van Akkerandoorn zitten diep in een kelk. Soms zo diep erin weggezakt dat alleen de ingang van de bloemetjes voorbij de kelktanden uitsteken. De ingang van de bloemen is klein. De landingsbaan voor insecten, die gevormd wordt door de onderlip, is slechts 3mm. De bloemen bevatten geen nectar (enkel stuifmeel), maar wel een misleidend honingmerk. U kunt zich misschien voorstellen dat al deze zaken zeer irritant zijn voor insecten. Geen wonder dat het insectenbezoek laag is.

Met dit nogal matige insectenbezoek is ook de kans op kruisbestuiving sterk afgenomen…en daarmee de kans op voortplanting?? Nou… Voordat u concludeert dat we het deze keer echt over een stom zielig plantje hebben,.. die niks kan, wil ik u behoeden voor voorbarigheid. Akkerandoorn kan wel degelijk iets. Akkerandoorn heeft namelijk toch iets ingenieus ontwikkeld.

Om erachter te komen waar de wijsheid zit bij de Akkerandoorn duik ik met u diep het bloemetje in. We bevinden ons nu op microniveau in de binnenwereld van het Akkerandoorn-bloemetje. Ons perspectief is dermate klein dat de meeldraden om ons heen zeer groot lijken. We zien dat de top van de meeldraden, waaruit normaal het stuifmeel komt, bedekt is en onzichtbaar is vanwege de bovenlip van het bloemblad die dit deel van de helmdraden bedekt. We zien ook een dikkere meeldraad die tevens zo hoog doorloopt dat diezelfde bovenlip de top ervan bedekt.

Wij zetten even onze meegenomen jetpack aan en vliegen ook de bovenlip in om te zien wat hier gaande is. Als we ons in de bovenlip bevinden zien we direct dat die dikke meeldraad geen meeldraad is maar een stijl met stempeltakken  en hierop stampers. Deze stijl ligt netjes tegen de achterwand van de bloem. De toppen van de stempeltakken van de stijl, waar de stampers op zitten, zijn allen net achter en onder de helmknopjes van de meeldraden geplaatst. We zien de helmknopjes van twee meeldraden. Ze zijn aan het boveneind naar elkaar gericht. We zien nog twee meeldraden die verder uit elkaar staan en hoger komen. De helmknopjes zijn naar omlaag gericht. Precies tussen deze vier meeldraden zitten de stampers.

Nadat we dit geconstateerd hebben maken we een vreugdesprongetje en stoten per ongeluk een meeldraad aan. Tot onze schrik wordt deze vreugde uiting gevolgd door een stuifmeeldouche. We merken dat de vier helmknoppen van de meeldraden opengesprongen zijn en er een douche aan stuifmeel over de stampers gestrooid wordt. De twee hoge meeldraden zijn omlaag geopend, en de andere twee zijn aan de kant naar elkaar toe geopend. De stempel krijgt er eens goed van langs. Hier zijn wij getuige van een systeem, genaamd zelfbevruchting. Voor zo’n zelfbevruchting zijn niet altijd vreugdedansjes van minuscule boswachtertjes of natuurliefhebbertjes nodig, dit kan ook spontaan gebeuren of door beweging.

Vanwege dit spektakel zullen wij als bloembezoekers even moeten uitrusten… tevens om de tweede fase ook van dichtbij te kunnen meemaken. We slapen precies zo lang tot de tijd en de bloem rijp is. Hoe lang dit precies geduurd heeft weet ik niet want ik sliep. In de volgende fase van de bloem,  waarin we nu belandt zijn, komen twee van de vier meeldraden in beweging en tevens de stijl.

Twee meeldraden manoeuvreren zich uit de bovenlip. De andere twee proberen dat trouwens ook, maar dit lukt wat minder goed. Ook de stijl komt in beweging. Wij gaan aan de stijl hangen om goed waar te nemen wat er gebeurt. We merken dat we zakken. De stijl zakt uit zichzelf uit de achterwand, en zover naar  beneden dat wij en de stempeltakken en de stampers nu tussen de boven en onderlip, aan de ingang van de bloem staan.

De kleine ingang hoeft nu niet meer gebruikt te worden om kruisbestuiving mogelijk te maken.

We zien om ons heen dat de irritaties bij de insecten wegebt. De fronsjes draaien zich om en insecten die onder het stuifmeel van een andere Akkerandoorn zitten komen nu ook onze bloem bezoeken. De stuifmeelklompjes vallen op de stempel en kruisbestuiving is een feit.

 

 

 

Plaats een reactie