Beuk

“De wensboom”

Beuk Fagus sylvatica (Beech)

De beuk wordt ook wel bikkeboom, boekelaar, beek, bikkenotenboom en beukeikel genoemd. Het is een sterke boom die wel 40 meter hoog kan worden. Ook onder de grond is de beuk groot, want hier vormt hij een wijde en diepe wortelwaaier.  De beuk heeft een lichtgrijze schors, die meestal behoorlijk glad is. Oude beuken kunnen nog wel eens scheuren en bepaalde tekeningen in het schors krijgen, zoals op de foto hierboven te zien is. In de schors kan ook gemakkelijk iets gekerfd worden, waar geliefde stelletjes, boze pubers of mensen die er gewoon geweest zijn, graag gebruik van maken.

Vroeger werd deze mogelijkheid vooral gebruikt om wensen te doen. De beuk is een grote sterke wensboom. Een andere manier om hier gebruik van te maken is in een beukenstok wensen te kerven, de stok te begraven en achter te laten. Door hout of blad van de beuk bij te dragen kunnen creatieve vermogen versterkt worden. In de magie hoort de beuk bij Saturnus en is zij een vrouwelijke identiteit.

Als de Beuk vrij staat vormt zij een silhouet waarbij vele zijtakken tot aan de grond vanuit de stam opzij steken. Dit betekent dat de beuk bemanteld is. In deze bemantelde beuk vormt het silhouet een kegelachtige vorm. Als de vrijstaande beuk ouder wordt, dan veranderd dit silhouet wel. Met een oude leeftijd wordt er een rondere kroon gevormd die hoger langs de stam zich zal vormen.

De vele zijtakken van de beuk staan vaak redelijk horizontaal van de stam af, wat een mooi statig aanzien geeft in de bekende beukenlanen in o.a. de Veluwe.  Doordat de beuk goed tegen schaduw kan, blijven de zijtakken onderaan de boom ook gevormd worden wanneer de boom in een bos staat. Deze zijtakjes van jongere beuken houden vaak een deel van de dorre blaadjes in de winter vast. De nieuwe blaadjes komen vanaf eind april weer terug.

De bloemetjes worden vanaf zijn zesde verjaardag gevormd, maar de beukenootjes worden maar eens per acht jaar aangemaakt. Het beukennootje is op de foto boven te zien en kan gegeten worden. Het is niet goed om te veel ervan te eten. Dit is niet omdat hierdoor het voortbestaan van de beuk in het geding komt, want er is wel eens aangetoond dat er maar 1% van de geproduceerde nootjes overblijven als zaailing. Dit betekent dat het verjongingspatroon zeker niet gelijk staat aan het verspreidingspatroon van de nootjes. Overmatige beukennootjesverorbering is schadelijk vanwege blauwzuur. Door de nootjes te roosteren verdwijnt dit blauwzuur.

Op de beuk worden ook regelmatig dikke ronde gezwellen gevormd. Deze gezwellen worden door de boom aangemaakt en hebben een belangrijke functie. Het is om schimmels, die in het hout zijn gaan leven, in te kapselen met extra hout. De beuk kan ook brandwonden krijgen als zij plotseling in de volle zon staat. Daartegenover staat dat beuk ook gevoelig is voor een late vorst. Verder is de beuk gevoelig voor hoog grondwater, plotselinge daling van grondwater, zeewind en vervuilde lucht.

De beuk heeft soms ook last van kleine kriebelbeestjes. Aangezien de beuk zich niet kan krabben kan dat heel vervelend zijn. Aan de onderkant van de blaadjes zitten in de lente vaak witharige luisjes, zoals de Beukenbladluis Phyllaphis fagi. Ook op de takken en de stam leven witte luizen, zoals de Beukenwolluis Cryptococcus fagisuga. Naast luizen heeft de Beuk nog meer last van schimmels. De tondelzwam Fomes fomentarius (ofwel echte tonderzwam) ziet eruit als een prachtige schelp maar is eigenlijk een veel voorkomende pester én moordenaar van de Beuk,met het zogenoemde witrot. De paddenstoel is brandend als tondel te gebruiken vanwege zijn goede brandbaarheid en niet brandend maakte men er wel mutsen van om zich warm te houden.

Tussen de harde korst en de kern van het vruchtlichaam bevindt zich het trama. Uit dit trama word al sinds mensenheugenis het goed brandbare tonder gewonnen om vuur te maken. De moderne mens heeft weinig tonder meer nodig, we hebben het lichtknopje, en deze kennis is in de vergetelheid geraakt.

Gelukkig voor de beuk zijn er ook beestjes die schimmeldraden in het hout opeten. De Zwamkever Mycetophagidae leeft in het hout genietend van diverse schimmels. Ook Viervlekschimmelvreter is zo’n kevertje die erg lijkt op een lieveheersbeestje, maar enkel vier stippen heeft en van schimmels eet. Onder de beukenschors leven ook vele ditoma’s Ditoma crenata, deze kleine beestjes eten weer nog kleinere insecten, vooral Spintkevers (Zoek eens hier).

Waar de Beuk het ook moeilijk mee heeft, dat is te natte bodem. Op te natte bodem kan een Beuk sneller ten prooi vallen aan de wind. De beuk voelt zich daarom niet lekker op te natte bodem. Beuk groeit voornamelijk op matig vochtige tot redelijk droge plekken met een matige voedselrijkdom, maar is ook vaak aangeplant op wat andere gronden. Dit betekent wereldwijd wel dat de beuk op plekken voorkomt waar verhoudingsgewijs toch redelijk veel neerslag  valt en de winters zacht zijn.

In Nederland zien we de beuk vooral in het land van Gelder, Utrecht en Noord-Brabant. De beuk is een echte bosboom, hier is hij vooral sterk vanwege zijn kracht schaduw te verdragen. Vaak ook in leemhoudende (klei-achtige) zandgronden.  De bossen op zand, die gedomineerd worden door Beuken, zijn Europees van belang en worden in Nederland hierom beschermd.

De beuk is duidelijk in sommige bossen heersend. Het is een soort die langzaam groeit, maar zeer stevig zijn plek opeist en hiermee de stevige basis vormt van sommige bossystemen. Het klimaat waarin Beukenbossen goed gedijt wordt wereldwijd voornamelijk geboden in gematigd oceanisch klimaat. Continentale beukenbossen zijn ook zeer zeker aanwezig. Deze worden voornamelijk gevormd op bepaalde hoogtes in sommige gebergten.

Beuk Fagus sylvatica

Beuk Fagus sylvatica stam schors

 

Tussen deze twee types beukenbossen zitten een aantalverschillen. In het maritiem loofbos heeft de zee of oceaan een dempende invloed op het klimaat. Dit betekent dat de temperatuurverschillen tussen de seizoenen kleiner zijn. Ook valt er meer regen in een oceanisch beukenloofbos in vergelijking tot een continentaal beukenbergbos.  De beuk kan in beide situaties heersen, maar de begeleidende florasoorten in de bossen verschillen wel, de fauna verschilt echter minder. Direct aan de kuststrook is trouwens de invloed van de zee té groot, waardoor deze locatie niet geschikt is voor een sterk beukenbos.

In beide type beukenbossen zien we dat het kronendak van het bos zeer gesloten is. Er wordt zoveel licht weggenomen dat er weinig ondergroei is. Een voorbeeld van ondergroei is wel de Hulst Ilex aquifolium, een soort die door het kerstfeest bekend is geworden en veel schaduw kan verdragen. In de beukenbossen leven twee paddenstoelen die echt bij dit bos horen. Dit zijn de Stinkzwam Phallus impudicus en de Russula Russula cyonaxantha.

Stinkzwam Phallus impudicus

Van de Stinkzwam kunnen liefdesdrankjes gebrouwen worden en zeer jonge exemplaren kunnen ook gegeten worden. Later gaat hij erg stinken. In de zomer kan op de beukenblaadjes  groenrode bultjes ontdekt worden. Dit zijn geen paddenstoelen, maar gallen van de Beukengalmug Mikiola fagi.

Laten we nu eens dieper de beide beukenbossen in wandelen, zodat we alles wat het bestaan van de beuk heeft voortgebracht kunnen aanschouwen. We beginnen in de oceanische beuken-loofbossen.

In deze bossen is naast de Beuk ook de Wintereik Quercus patraea grootschalig aanwezig. Beukenbosvorming in gematigd maritiem klimaat zien we grootschalig in leemgebieden. In Nederland en Vlaanderen wordt dit soort bos kenmerkend paars ingekleurd door Wilde hyacint Hyacinthoides non-scripta. Door dit bos vliegen vogeltjes rond met hun snavel volgestopt met besjes van de Wilde lijsterbes Sorbus aucuparia. Muisjes en Gaaien Garrulus glandarius rennen en vliegen rond met de hazelnootjes van de Hazelaar Coryllus avellana. Mensjes zoeken in het rond naar gevallen kastanjes van de Tamme kastanje Castanea sativa, aangezien deze goed te verwerken zijn in allerlei recepten. De Gewone braam Rubus fruticosus kruipt en weert, maar biedt tevens zijn bramen aan in dit bos, terwijl de Gewone salomonszegel Polygonatum multiflorum zijn (voor mensen) giftige besjes aanbiedt en zijn fraaie hangende rijen met witte bloemetjes ook hier in de schaduw kan laten bloeien. Deze soorten zijn kenmerkend voor de (beuken)gemeenschap die de Endymio-Fagetum genoemd wordt.

Een ander beukenverbond in het Europese maritiem klimaat is het Milio-Fagetum. Ook hier worden hazelnootjes begraven en bramen geplukt. Maar hier zien we ook het stervormige Gewoon sterrenmos Mnium hornum, het Bosgierstgras Milium effusum en als boom komt hier ook de Zomereik Quercus robur de bekjes van de Gaai Garrulus glandarius vullen met eikeltjes.

Over het algemeen zien we beukenbossen vaak in leemgebieden. In deze beukenleembossen vormen ook de inlandse eiken een belangrijk aandeel. Eiken zullen voornamelijk op de iets lichtere plekken in het bos groeien. In deze leembossen  horen ook de kersen van de Zoete kers Prunus avium en de Gewone es Fraxinus excelsior thuis. De Gewone es zal enkel op niet-zure gronden een belangrijke rol gaan spelen. In de lage bomenlaag is ook de Haagbeuk Carpinus betulus een belangrijke component in het systeem. Tegenwoordig is de Gewone esdoorn ook een sterke soort geworden en deze is dan ook uitgebreid naar deze Beukenbossen. Hij is talrijk in de lage bomenlaag van het bos, maar is toch niet sterk genoeg om in de bovenetage van het beukenbos zijn mannetje te staan.

Wanneer de beukenbossen met rust gelaten zullen worden door de mens én door andere sterk verstorende factoren, dan lijkt het waarschijnlijk dat er nog twee bezoekers het bos in zullen komen. Dit zijn de Winterlinde Tilia cordata (ook wel kleinbladige linde genoemd) en de Noorse esdoorn Acer platanoides. We vertrekken nu uit dit door de zee verzachtte klimaat om landinwaarts de beukenbossen te zoeken.

In Midden- en Zuid-Europese gebergten zijn de meeste continentale beukenbossen van Europa te vinden. Ondanks het feit dat dit type beukenbos niet in Nederland te vinden is, bespreken we het toch. Beuk is een inheemse plantensoort die in het buitenland succesvol is. Om deze soort te leren kennen is het ook leerzaam om eens zijn zuidelijke en hoge oorden te bezoeken.

Wanneer we de bergen op wandelen, zullen verschillende duidelijk van elkaar afwijkende lagen  in de plantengroei voorbij komen. In Zuid-Europa moeten we ver klimmen tot een beukenbos. We komen  onderaan de berg een laag altijdgroen eikenbos tegen. Hoger op deze zuidelijke bergen volgt een eiken-haagbeukenbos. Als we richting de boomgrens wandelen komen we dan een beuken-sparrenbos tegen, waarin Zilverspar Abies alba en Fijnspar Picea abies ook belangrijk zijn.

In Midden-Europa is de wandeltocht naar een beukenbos korter. In de onderste laag staat vaak al een groot gemengd beukenbos of een eikenbos, maar deze kan soms wel tot een ruime kilometer hoog doorlopen. Hoger op de berg volgt in Midden-Europa een echt sparrenbos tot aan de boomgrens. In beide berggebieden kan op de boomgrens de Bergden Pinus mugo vaak aanschouwt worden en in Midden-Europa soms ook wel dwergvormen van de Beuk.

In Zuid-Europa zijn in de hoog liggende en zeer sterke beuken-sparrenbossen vaak Blauwe bosbes Vaccinium myrtillus aanwezig. Deze bossen zijn wel vaak jammerlijk vervangen door homogene dennenbossen of homogene fijnsparrenbossen. Een slachtoffer van deze omvorming is ook de Ree Capreolus capreolus. De bovengenoemde monoculturen bieden onvoldoende voedsel voor hem terwijl de beuken-sparrenbossen wel voedzaam waren.

Edelhert Cervus elaphus is ook een gezond beukenbosbezoeker. In het beukenbos hoort ook de Kleine vliegenvanger Ficedula parva. Een vogeltje met een rood borstje die in boomholtes nestelt.  In kleinere holletjes kruipt de Bosmuis Apodemus sylvaticus en Rosse woelmuis Myodes glareolus, ook Hazelmuis Dryomys nitedula kan in dit bos leven. Uiteraard zijn er nog veel meer beestjes in het systeem van het beukenbos gewikkeld, maar ook planten.

In de vroege lente dringen de verse zonnestralen van het jaar eindelijk eens door tot op de bodem van het beukenbos. En dit is dan ook HET moment voor een aantal kruiden om te genieten hiervan.  De bladeren van de beuk verteren snel en vormen een rijke humus voor deze lentekruiden, zoals het Bosbingelkruid Mercurialis perennis. Later in het jaar ziet het beukenbos er altijd totaal anders uit als de lentestand, de wisselende samenstellingen van de vegetatie is een duidelijk kenmerk van het beukenbos.

Varens zijn soorten die minder afhankelijk zijn van licht. Mannetjesvaren Dryopteris filix-mas is kenmerkend voor het Beukenbos. Struiken die kenmerkend zijn voor het beukenbos leven enkel in oudere beukenbossen en andere beukenbossen waar meer licht door kan dringen door open gaten.

In de bergen komen het Peperboompje Daphne mezereum, Zwarte kamperfoelie Lonicera nigra en Bergvlier Sambucus racemosa in de beukenbossen voor. In de kruidlaag is ook Lievevrouwebedstro Galium odorata en Hazensla Prenanthes purpurea en soms zelfs de Turkse lelie Lilium martagon te vinden.

De bomen die nog niet genoemd zijn maar ook wel eens de beukenbossen kunnen begeleiden zijn Noorse esdoorn Acer platanoides, Witte bergiep Ulmus scabra en de Elsbes Sorbus torminalis.

Ongeacht deze uitheemse bergbossen is de Beuk ook een belangrijke inheemse soort. Er zijn boswachters die van mening zijn dat in het geval van totale uitroeiing van de mens, er na enkele eeuwen het grootste gedeelte van Nederland totaal veroverd zal worden door de beuk als dominante soort.

Een andere factor van cultureel belang is dat het beukenhout zeer waardevol is. Het hout is erg zwaar en buigzaam. Beukenhout is te vinden in huiskamers in de vorm van vloeren en meubilair. Voor de natuur is dit natuurlijk erg jammer, aangezien de Beuk eigenlijk wel 300 jaar oud kan worden! Maar de beuk heeft een erg belangrijke rol gespeeld in de cultuurhistorie. Het feit dat het woord ‘boek’ zo sterk lijkt op het woord Beuk is niet voor niks.

Ook is de beuk goed als haag te knippen, maar verwar de beukenhaag niet met de Haagbeuk Carpinus betulus, want dit is een totaal andere boomsoort. Er bestaat ook een Bruine beuk Fagus sylvatica ‘Atropunicea’, deze heeft paarsbruine bladeren en er bestaan ook roodgebladerde beuken, namelijk de Fagus sylvatica ‘Riversii’ en Fagus sylvatica ‘Purpurea’. In de herfst kleurt de “gewone” Beuk goudgeel.

Zoals al eerder vermeld werd heeft de Beuk in de magie het vrouwelijk geslacht. Het is eigenlijk een soort echtgenote van de sterke en mannelijke Eik. Dit zien we terug in de feeënwereld. De beukenfee is een statige sterke koningin met veel wijsheid, vertrouwen en openheid. Ze helpt uw wensen waar te maken of u los te rukken uit wanhoop of foute gewoontes. De beukenfee kunt u een nieuwe weg aanwijzen. In deze vernieuwde weg wordt geen afscheid genomen van het verleden. De beukenfee leert u uw verleden op een vriendelijke manier in u te dragen. Het verleden kan meegedragen worden als een bron van lering, wijsheid en zelfkennis in een eerlijke vorm.

Als u goed naar de bladranden van de beuk kijkt kunt u de wimpers van de sterke en vriendelijke beukenfee ontdekken.

3 gedachten over “Beuk

Plaats een reactie