Rode ogentroost

Gezouten kannibalisme

Rode ogentroost Odontites vernus – Red Bartsia

Rode ogen beloven meestal niet veel goeds. Het kan een gevolg zijn van (lees)moeheid, zwemmen in chloorwater, hooikoorts, een huilbui, overgevoeligheid voor licht, conjunctivitis of het roken van een boel kemp Cannabis sativa. Conjunctivitis staat bekend onder de naam ‘rode ogen’ en is een ontsteking van de conjunctiva, het vliesje om de oogbol. Dit is een zeer pijnlijke aandoening waarbij de waterige ogen knarsen bij het knipperen.

De plant ogentroost staat al sinds de Griekse oudheid (3000 v. Christus) bekend als geneesmiddel tegen oogaandoeningen, zoals ontstekingen van het hoornvlies, bindvlies of oogleden, conjunctivitis of strontjes (stijg). Stijg is een acute ontsteking van een wimperwortel en is vaak een gevolg van een verminderde weerstand en stress. Naast de bekende komkommerplakjesdiensten kan ook een gezeefd goudsbloemafkooksel Calendula officinalis, afkooksels van vlasbekje Linaria vulgaris of robertskruid Geranium robertianum in een oogbadje of kamilletheezakjes Matricaria sp. op het oog genezing brengen.

Goudsbloem Calendula officinalis

De ogentroost werd in Nederland eeuwenlang ook wel ‘klaaroog’ genoemd en ‘makeblijde’ in Vlaanderen. Al de genoemde oogaandoeningen en ook oogwallen werden vroeger o.a. aangepakt met de plant ogentroost. De plant werd met behulp van omslagen, oogbaden, zalven uitwendig toegepast met het overgebleven pulp na koken van de bovengrondse delen van plant. De plant is rijk aan looistoffen die vanwege het adstringerende effect ontsmettend, afscheiding remmend en ontstekingsremmend werkt op de slijmvliezen. Ook werken flavonoïden (stikstofvrije organische verbindingen/antioxidanten) en de etherische olie in de plant ontstekingsremmend. Overigens zijn het de aanwezige lignanen (= een type fyto-oestrogeen) en harsachtige bestanddelen die tegen allergieën werken (histamine-verlagend).

Wanneer u naar de homeopaat gaat en ogentroostdruppels inslaat zult u op de achterkant van de verpakking zien dat het helpt voldoende traanvocht aan te maken, maar ook zult u de naam Euphrasia officinalis waarschijnlijkaantreffen als bestanddeel. Dit is de wetenschappelijke naam van beklierde ogentroost. Dit is ook een inheems plantje en een typische soort van de Natura 2000, maar van een totaal ander plantengeslacht dan rode ogentroost. Nu denkt u misschien dat de rode ogentroost troost biedt tegen rode ogen waardoor de beklierde ogentroost troost biedt aan beklierde ogen, maar niets is minder waar.

Beide ogentroosten kunnen ogen troosten. Beide geslachten zijn dan ook nauw verwant aan elkaar en leden van de bremraapfamilie Orobanchaceae.  De bremraapfamilie bevat wereldwijd 200 andere plantensoorten waaronder de zeer zeldzame distelbremraap Orobanche reticulata, bitterkruidbremraap Orobanche picridi ofklimopbremraap Orobanche héderae.

In Nederland worden ook de stijve ogentroost Euphrasia stricta, de korte ogentroost, de bosogentroost E. Nemorosa, de noordse ogentroost, de Atlantische en de slanke ogentroost E. Micrantha onderscheidden. Deze worden tegenwoordig echter allemaal onder de naam stijve ogentroost geschaard. Zij onderscheiden zich van elkaar door minieme details zoals het dragen van iets dunnere takjes (slanke ogentroost). Allemaal planten met een vermoedelijke mimicry-strategie, het imiteren van bloemen van een buurplant om zijn vaste bestuivers te lokken. De plant die zij imiteren is struikhei Calluna vulgaris, die veelal in dezelfde pleistocene gebieden te vinden is. Het zijn allemaal oorspronkelijk inheemse planten die afgelopen eeuw sterk achteruit zijn gegaan in het voorkomen. Verder hebben we in Nederland nog de vierrijige ogentroost Euphrasia tetraquetra en de kleverige ogentroost Parentucellia viscoa.

Vierrijige ogentroost

Stijve ogentroost

Kleverige ogentroost

DE plant ogentroost, zoals in veel plantengeneeskrachtige boeken simpelweg staat vermeld, bestaat dus in werkelijkheid niet. Ook de rode ogentroost is een soort waarbinnen ondersoorten onderscheidden worden, namelijk akkerogentroost Odontites vernus subsp. Verna, vroege ogentroost Odontites verna subsp. Litorális en late ogentroost Odontites vernus subsp. Serotinus. De ene bloeit vroeg, de ander laat en de ander groeit op graanakkers. De vroege ogentroost bewoont de kwelders in het waddengebied. De late ogentroost groeit vooral in pioniersvegetaties of open graslanden op vochtige matig voedselrijke bodem en is een indicatorsoort van een goede toestand van zilverschoongraslanden.

Zilverschoon Argentina anserina en de graslanden worden gekenmerkt door veel vertrappeling (vaak via begrazing) en een langdurige hoge grondwaterstand, gevolgd door een droge periode. Hier groeit de late ogentroost dan in combinatie met o.a. gewone waterbies Eleocharis palustris, valse voszegge Carex otrubae, aardbeiklaver Trifolium fragiferum en soms met het zeer zeldzame kruipend moerasscherm Apium repens. In de verdichte bodem kan het door de wind verspreidde zaad van de late ogentroost zeker wel 5 jaar zijn kiemkracht behouden.

Het zaad van de rode ogentroost (dus late, vroege en akker-) verspreidt zich alleen bij droog weer. De wind blaast de plant heen en weer en zo strooit de plant zijn zaden rond. In vochtig weer sluiten de twee kleppen van de doosvrucht zich. De zaden kunnen echter slecht ontkiemen in zilte bodem wat verrassend is als u naar het verspreidingsareaal van de plant kijkt. Hij komt veel langs de kust voor. Trouwens ook in Limburg vanwege de kalkliefde. Ondanks dat voor de verspreiding van het zaad droog weer nodig is, is voor de voorbereiding van een geschikt kiemplaats veel regen nodig. Regen dient de bodem eerst te ontzilten voor kieming plaats zal vinden. Vervolgens kan de rode ogentroost in 1 jaar uitgroeien tot maximaal 50 a 85 cm hoog. Na 1 jaar sterft de plant veelal af.

Rode ogentroost is veel groter dan de kleine stijve ogentroost. De rode ogentroost is wijd vertakt en heeft hierdoor een bossig uiterlijk. Ook de bloemen zijn duidelijk te onderscheiden van de stijve ogentroost. De bloemen van de rode ogentroost zijn vaalrood, staan in een lange dicht bezette aar en ze dragen een bovenlip, geschikt als landingsbaan voor insecten zoals bij lipbloemigen waaronder bijvoorbeeld de witte dovenetel Lamium album, ingesneden dovenetel Lamium hybridum en de gespleten hennepnetel Galeopsis pubescens toe behoren.

De stijl steekt buiten de bloem van de rode ogentroost uit waardoor zelfbestuiving bemoeilijkt wordt. Echter soms komt de stijl tot aan de helft van de meeldraden. Ook dan wordt zelfbestuiving bemoeilijkt. Ook het feit dat de stempel 2 dagen voorafgaand de opening van de helmknoppen rijp is bemoeilijkt zelfbestuiving.

De stijve ogentroost ziet er echt anders uit, is vrij klein en heeft helderrode strepen over de bloem. Vanuit de signatuurleer schijnt uit deze rode strepen de handtekening van God te zien zijn waarmee Hij ons verteld dat de plant werkt tegen rooddoorlopen ogen.

Bloem rode ogentroost

Lipbloem, witte dovenetel

De rode ogentroost doet vermoedelijk niet aan mimicry. De plant heeft wel een andere interessant overlevingsstrategie dat op het eerste gezicht onzichtbaar is. Het speelt zich namelijk ondergronds af. De plant heeft ondergronds dan ook meer biomassa dan bovengronds. De rode ogentroost is een half-parasiet. Half-parasieten bevatten wel gewoon bladgroenkorrels waarmee zij suikers aanmaken via fotosynthese en waarmee zij zich onderscheiden van de volledig parasitaire bremrapen uit de familie. De haarwortels zoeken de wortels op van buurplanten, vooral grassen, russen en klavers. Hier vormen zich zuignapjes waarmee zij zich hechten aan de beworteling. De napjes maken een directe verbinding tussen het xyleem van beide wortels. Het xyleem zorgt voor het watertransport met de daarin opgelost stoffen en zo onttrekt de rode ogentroost bruikbare zouten. Om de juiste stoffen op het juiste moment te onttrekken gaat de rode ogentroost zijn ontwikkeling aanpassen op die van de gastplant.

Soms kiemen de zaden van rode ogentroost te midden van andere rode ogentroosten en is er geen geschikt grasje, rusje of klavertje in de buurt om te zuigen. In zo’n geval komt de kannibaal in het plantje tevoorschijn. De plant kan gaan parasiteren op zijn eigen soort. Dit is geen effectieve methode maar kan in sommige gevallen wel voldoende voedingszouten opleveren om uiteindelijk tot bloei en zaadzetting te komen, maar wel ten koste van zijn eigen soort.

De zaden komen dus uit doosvruchten. In de doosvruchten kan een zeldzame nachtvlinder, genaamd donkere ogentroostspanner Perizoma bifaciata, een huiskamer creëren. De zeldzame dikpootbij Melitta tricincta vliegt vermoedelijk exclusief op de bloemen van de rode ogentroost. De dikpootbij nestelt ondergronds tussen begroeiing. Het exclusieve voorkeursgedrag van deze bestuiver wordt aangeduid met de term ‘oligolectisch’. Naast oligolectische bestuivers gaan ook generalistische (honing)bijen en hommels vliegen op de plant en nemen het stuifmeel van de rode ogentroost mee. Zij landen op de onderlip van de bloem en krijgen wat stuifmeel op de rug gestrooid hierbij. De late ogentroost is een troost voor de zeer laat in het seizoen vliegende bijen. De plant kan wel tot in oktober doorbloeien.

Rode ogentroost uitgebloeit

In Engeland wordt de rode ogentroost Red Bartsia genoemd. Deze naam Bartsia is door Carl Linnaeus vernoemd naar de 18e eeuwse botanicus en arts Johann Bartsch die slechts 29 jaar oud werd. Hoe de wetenschappelijke naam odontites ontstaan is kan enigszins verbazen na het lezen van dit artikel. Odontites komt van Odontes, dat Grieks is voor tanden. De plant had ook tandentroost genoemd kunnen worden aangezien de plant ook troost biedt aan diegene met tandvleesaandoeningen. Ogentroost werkt niet uitsluitend helend op het oog maar ook op het slijmvies in de mond, keel en neus. Hierbij moet gezegd worden dat de vereniging van kwakzalverij alle geneeskrachtige werking tegenspreekt. Sowieso raadt ik u niet aan ogentroostsoorten in het wild te plukken vanwege de achteruitgaande trend in het voorkomen van de soorten. Vee heeft lak aan de trend en vindt de planten een heerlijke maaltijd. Ik raad u geen maaltijd met de rode ogentroost aan. De plant smaakt vrij bitter.