Fijne ooievaarsbek

“Fijn, als een dijk geen water weert”

Fijne ooievaarsbek

Fijne ooievaarsbek – Geranium columbinum  (Long-stalked crane’s-Bill)

Een Ooievaarsbek is een veel voorkomende plantennaam. Ook de reigersbekjes en Groot robertskruid Geranium robertianum vallen onder de Ooievaarsbekfamilie Geraniaceae. Al deze ooievaarsbekken kunnen herkend worden aan de delen van de plant die op een lange snavel lijken. Ooievaarsbek  is ook een geslacht. En het is dit geslacht Ooievaarsbek Geranium, waaronder ook de Fijne ooievaarsbek valt.

In Nederland en België zijn er twaalf plantensoorten die binnen het geslacht Ooievaarsbek Geranium vallen. Enkele voorbeelden van geraniumsoorten zijn: Bermooievaarsbek Geranium pyrenaicum, Glanzige ooievaarsbek Geranium lucidum, Kleine ooievaarsbek Geranium pusillum, Ronde ooievaarsbek Geranium rotundifolium, Slipbladige ooievaarsbek Geranium dissectum en Klein Robertskruid Geranium purpureum.

Ondanks deze uitgebreide representatie van dit geslacht, heeft de naam Geranium vooral bekendheid onder het volk vanwege andere planten die in potten en bloembakken worden gedaan. Wanneer gesproken wordt over oude mensen die achter de geraniums blijven zitten en niks meer ondernemen, dan heeft men het niet over de ooievaarsbekjes. Deze bedoelde geraniums vallen binnen een ander geslacht, namelijk Pelargonium.  Er zijn zo ongeveer 250 soorten binnen dit geslacht.  Deze planten hebben wel wat gemeen met die ooievaarsbekjes. Dat is al te herkennen in de Latijnse naam, omdat pelargos Grieks is voor ooievaarsbek.  Geranios stamt daarentegen af van de Kraanvogel.

Deze Pelargoniumplanten die inmiddels in Nederland vanwege het gezegde haast symbool staan voor saaiheid en passiviteit, vallen wel ook binnen de Ooievaarsbekfamilie Geraniaceae. Maar die plantenbakplanten zijn dus geen inheemse soorten. Het zijn voornamelijk cultuurhybriden, waarvan de oorspronkelijk moederplanten uit Zuid-Afrika komen.

Binnen dit ooievaarsbekfestijn is de Geranium columbinum, dus de fijnste soort. Dit plantje heeft iemand ooit zo ontzettend fijn gevonden dat het plantje ernaar vernoemd is. De Fijne ooievaarsbek lijkt sterk op de Slipbladige ooievaarsbek Geranium dissectum en deze soort is ook wel fijn. De bladeren bestaan namelijk uit smalle delen en de bloemen staan op fijne ranke stelen. Dat betreft eigenlijk het fijne van de planten. Beide soorten hebben verder roze tot paarsgekleurde bloemen. De beide soorten zijn vooral goed te onderscheiden doordat de bloemen van de Fijne ooievaarsbek iets groter zijn met losse kroonbladen van 7 á 9 millimeter grootte.

De Fijne ooievaarsbek kan ook iets hoger groeien dan de slipbladige. In plaats van de veertigcentimetertellende maximale hoogte van de Slipbladige ooievaarsbek, kan de Fijne ooievaarsbek tot wel zestig centimeter hoog uitkomen. Beide planten zijn lekker fijn behaard en hebben ondergronds een penworteltje. Als u in mei één van deze twee ziet bloeien is de kans het grootst dat dit de slipbladige is, omdat die één maand eerder begint met bloeien. In september stoppen ze allebei. Als u een van de soorten op zand of langs de spoorweg tegenkomt is de kans het grootst dat dit de Fijne is, dit kunt u onthouden doordat zand ook klein maar fijn is. Op andere grondsoorten kunt u ze allebei aantreffen, maar niet op veen of zware klei.

Die fijne bloempjes van de Fijne ooievaarsbek steken op hun stelen boven de bladeren uit. Onder de bloempjes zitten de kelkbladeren die in een vrij lange naald uitlopen.  Deze vergroten als de bloeiperiode over is. Na deze bloei ontstaan uiteraard de vruchtjes. Fijne ooievaarsbek heeft zoals men dat noemt kluisvruchtjes. De Grote klaproos Papaver rhoeas heeft bijvoorbeeld ook zulke kluisvruchtjes.

Een kluisvrucht is een naam voor de vorming van een vruchtbeginsel waar meerdere vruchtjes in één apart geheel gevormd worden. Na de bloei kunt u de ooievaarsbekvormige dingetjes ontdekken. Deze dingetjes vormen dat geheel waarbinnen verschillende vruchtjes rijpen. Er wordt in dit geval een systeempje gevormd waarbij het snavelvormige deel aan de voet een soort bolletje vormt, die u als de kop van de Kraanvogel/Ooievaar zou kunnen aanzien. In die kop zitten meerdere verbonden stamperhokjes. In die verschillende hokjes komen de zaden te zitten.

Bij de Fijne ooievaarsbek zijn dit vijf hokjes, die u ook zou kunnen tellen als u goed naar die Kraanvogel/Ooievaarskop kijkt. Als de vruchtjes rijp zijn en de zaden klaar voor verspreiding, dan opent de plant zijn snaveltjes. De snavels gaan niet zoals bij een ooievaar stijf open, maar deeltjes van de snavel buigen omhoog waardoor de zaden een weg naar buiten hebben. Het gehele samengestelde vrucht is inclusief de snavel 2,5 cm lang.

De zaadjes ontkiemen op open plaatsen, waar de zon warmte kan brengen. Plekken waar het wel ook een beetje vochtig is, neutraal tot kalkhoudend en matig voedselrijk is.  Zo is er bijvoorbeeld vee dat over (helling)graslanden wandelt en hier het gras plattrapt. Zo worden er diverse paadjes aangelegd door die beesten. Op dergelijke veepaadjes en erlangs groeit de Fijne ooievaarsbek bijvoorbeeld graag!

Verder groeit het plantje ook graag op braakliggende gronden, bermen, langs spoorwegen, langs zuidelijke bosranden of heggen. Maar vaak komt u de plant niet tegen. De Fijne ooievaarsbek is echt een zeldzame soort in Nederland en Vlaanderen. In Wallonië komt Fijne ooievaarsbek wel vrij vaak voor in de zuidelijke Ardennen en het Maasgebied.

Voor de natuurbeheerder in Nederland kan de Fijne ooievaarsbek een resultaat zijn van uitstekend ecologisch dijkbeheer! De Fijne ooievaarsbek kan door op een dijk te gaan groeien, dankbaar enthousiasme teweegbrengen en een trotse dijkbeheerder bezorgen. Als Fijne ooievaarsbek op een dijk groeit, zal dit altijd op de zuidzijde zijn vanwege de extra warmte die de zon hier creëert. De aanwezigheid van dit plantje geeft aan dat de dijk hoogst waarschijnlijk een goede ecologische waarde heeft. Andere zeldzamere en hiermee ecologisch waardevolle soorten kunnen op zo’n dijk dan ook hoogst waarschijnlijk groeien en voor allerlei insecten nuttig zijn.

De dijkbeheerder heeft dit bereikt door beweiding als beheermiddel in te zetten. Met beweiding worden dieren ingezet om de vegetatie kort te eten. Deze beheerstrategie zorgt voor verschraling van de grond (minder voedselrijk maken) en er ontstaat meer variatie in de vegetatie dan bij een maaibeheer. Een dergelijk verschralingsbeheer is minder geschikt voor belangrijke waterkerende dijken, aangezien de waterkerende kwaliteit van de dijk erdoor kan afnemen. De vegetatiezode vormt een minder dichte laag als er te veel verschraalt is. De weerstand van de dijk bij hoog water wordt hierdoor lager.

De dijken die niet meer een waterkerende functie hebben, kunnen wel een belangrijke ecologische functie hebben. Door sterke verschraling op zulke dijken ontstaat er een grote biodiversiteit met vele mooi bloeiende bloemen. Bijzondere soorten die naast de Fijne ooievaarsbek op kunnen komen zijn Rode ogentroost Odontites vernus, Knoopkruid Centaurea jacea, Kleine ratelaar Rhinanthus minor, Ruige anjer Dianthus armeria, Gewone agrimonie Agrimonia eupatoria en Wilde marjolein Origanum vulgare. Dit is tevens zeldzaam doordat dijken met een verloren waterkerende functie meestal begroeid raken met bosplantsoen. Hieronder kunnen dan enkel schaduwplanten gaan groeien zoals bijvoorbeeld Daslook Allium ursinum of Stekelvarens Dryopteris spec..

Maar een hoge ecologische waarde op dijken is natuurlijk van meer factoren behalve het uitgevoerde beheer afhankelijk. Dit zijn factoren zoals het materiaal waarvan de dijk gemaakt is en de eigenschappen van het gebied rondom de dijk. De hoeveelheid zon op een dijk, kan ook een groot verschil maken. Een goed beschenen zonnige kant van een dijk is namelijk een speelplaats voor allerlei warmteminnende insecten, zoals vlinders, kevers, krekels en sprinkhanen.

Op zo’n zonnige dijkzijde leeft de Fijne ooievaarsbek nou ook graag. De Greppelsprinkhaan Metrioptera roeselii is een sprinkhaan die op dijken rondspringt die net wat hogere vegetatie heeft dan goed is voor de Fijne ooievaarsbek. Dit is een Groen-bruine sabelsprinkhaan met een wit deel op zijn zij. De Greppelsprinkhaan kan maar zelden vliegen. Wat de mannetjes wel kunnen is een geluid van een zachte doorlopende naaimachine genereren, duidelijk zachter dan het geluid van de Grote groene sabelsprinkhaan Tettigonia viridissima.

Maar zo’n Greppelsprinkhaan-herbergende dijk is minder ecologisch waardevol dan  Fijne ooievaarsbek-dijken. De hogere vegetatie belemmert de variatie aan kruiden en insectensoorten. Aan de andere kant zijn er wel andere dieren, zoals zoogdieren en vogels als Braamsluiper Sylvia curruca en Zomertortel Streptopelia turtur (een bijzondere duif!) die hier wel van kunnen profiteren doordat ze er goed kunnen schuilen.

De tegenwoordig aangelegde dijken worden meestal van erg voedselrijke klei gemaakt, waardoor de soortenrijkdom automatisch minder is en de Fijne ooievaarsbek er zeker niet zal gaan groeien. Op verschraalde dijken waait vaak meststof, waarmee de dijken ecologisch weer achteruitgaan. Dijken worden ook wel bereden en gemaaid met zwaar materieel, ook hierdoor gaat de ecologische kwaliteit achteruit.

De grondsamenstelling van oude dijken is vaak gevarieerder waardoor er meer plantensoorten kunnen groeien en hiermee de ecologische kwaliteit hoger wordt. Op zulke dijken kunnen ook veel bijzondere slakkensoorten leven.

Fijne ooievaarsbek groeit tussen bijzondere pioniersoorten op dijken, maar ook tussen bijzondere pioniersoorten op grindbanken langs rivieren! Zo kan hij ook aangetroffen worden in combinatie met Spaanse zuring Rumex scutatus en Grijskruid Berteroa incana.

Met andere woorden, dit is een fijne ooievaarsbek.

Een gedachte over “Fijne ooievaarsbek

Plaats een reactie