Akkerkool

“Tepels zonder haar” 

Akkerkool Lapsana communis (Nipplewort)

Akkerkool is makkelijk te herkennen aan de vele kleine bloemhoofdjes die op kleine paardenbloemen lijken. Bladeren onderaan de plant zijn rondachtig met lobben, hoe hoger je op de plant komt hoe spitser de bladen worden.

Akkerkool is de enige inheemse soort van het geslacht Lapsana. De naam Lapsana komt van het Griekse Lapsané, wat zacht purgerend betekent. Zacht purgerend heeft niets met puree te maken, hoewel, eigenlijk wel een beetje. Zacht purgeren betekent lichtelijk ledigen van de maag, oftewel licht laxerend. Het woord licht heeft niets met de puree te maken die gelaxeerd kan worden, maar met de sterkte van de laxerende werking van de plant. Deze laxerende werking schijnt enkel een resultaat te zijn van het eten van oude bladeren. Akkerkool werd ook gebruikt tegen ontstekingen.

Communis, de tweede Latijnse naam, betekent ‘gewoon’. En de soort is ook redelijk gewoon. Weinig gekkigheden aan deze plant. De Engelse naam Nipplewort, wat tepelwortel betekent klinkt dan weer wel minder gewoontjes. In Nederland wordt Akkerkool wel eens Tepelwortel genoemd.  Bij de oude Duitse apothekers werd de plant verkocht onder de naam papillaris. Papilla is Latijn voor ‘tepel’. De associatie met tepels heeft vooral te maken met de ‘mindset’ van bepaalde mensen, want de vergelijking is erg ver te zoeken. Het uiterlijk van de bloemknoppen hebben in het verleden naamgevers van het plantje doen denken aan tepels.

De twee centimeter grote bloempjes zijn op de foto gesloten te zien. De bloempjes zijn ook meestal gesloten; ’s ochtends vroeg openen ze zich soms. Dit gebeurt enkel en alleen met zonnig weer en ze sluiten zich altijd bij het aanbreken van de middag. Met slecht weer openen de ‘tepels’ zich helemaal niet. Akkerkool compenseert deze matigheid in vertoning wel door lang in bloei te blijven. Akkerkool bloeit van juni tot aan het begin van de herfst. Als hij vervolgens afsterft in de winter, dan sterft hij in zijn geheel af omdat het een eenjarige plant is.

In de bloeiperiode is Akkerkool wel nuttig geweest. Soorten zoals hommels, o.a. Steenhommel Bombus lapidarius, solitaire bijen zoals groefbijen Halictus rubicundus, Lasioglossum sp.,Behangersbij Meachile centucularis, Zandbij Andrena sp. en honingbijen genieten van de nectar en het stuifmeel.

Ook voor de mens heeft Akkerkool zijn nut bewezen. De middeleeuwers die de natuur in gingen, deden dit regelmatig om eens lekker wat Akkerkool voor in een heerlijke omelet te verzamelen. Het was een geliefde plukgroente. De jonge bladeren en scheuten kunnen ook als spinazie worden klaargemaakt of gewoon rauw in de salades. De jonge bladrozetten kunnen ook al geplukt worden. De bladeren hebben een nootachtige smaak.

Bij het verzamelen van deze groente vroeg in het jaar kunt u gemakkelijk de gehele plant uit de grond rukken. Jammer, want dit is eigenlijk niet nodig. Het is beter om verse blaadjes eraf te scheuren zodat de plant zelf in leven blijft. U kunt ook makkelijk verward raken met een sterk gelijkende soort. Muursla Mycelis muralis lijkt erg op Akkerkool. Akkerkool verschilt van Muursla doordat Akkerkool sterke bladbeharing heeft, geen hoekige eind-lob op het blad en meer lintbloemen in het bloemhoofdje heeft. Het is niet zo erg als u deze soorten verward aangezien Muursla net zo lekker is. Muursla en Akkerkool worden beide maximaal 90cm hoog. Muursla is wel een stukje zeldzamer dan Akkerkool.

Akkerkool groeit graag in de zon, maar kan een beetje schaduw ook verdragen. Zijn standplaats moet vrij open zijn en voedselrijk. Akkerkool komt op veel type bodems voor, vooral wanneer de grond omgewerkt is en overhoop is gehaald laat Akkerkool zich in groepjes zien. De soort is eigenlijk minder aan de akker gebonden dan de naam doet vermoeden. Akkerkool komt ook in de stad en ook in natuurlijk gebied voor. Akkerkool is verspreid over geheel Europa en ook inheems in Europa. De soort heeft zich inmiddels uitgebreid naar west-Azie, het oosten van Noord-Amerika en de laatste decennia ook sterk uitgebreid in het westen van Noord Amerika. Zolang er verstoorde gronden zijn met een beetje zon overleeft de Akkerkool in een gebied.

Akkerkool verspreidt zich door zaad, maar afwijkend van zijn familiegenoten (o.a. Paardenbloem Taraxacum officinale en Akkerdistel Cirsium arvense) hebben de zaadjes vaak geen pappus. Dan denkt u nu misschien, “Maar….iedere Asteraceae-lid heeft toch een pappus?” Nee, niet ieder Asteraceae-lid heeft een pappus. Akkerkool heeft dus geen pluisharen om zijn zaad mee te verspreiden via de wind (zie foto).

Plaats een reactie